DE GEZERKALENDER
Gezer wordt
in de Bijbel voor het eerst vernoemd in het boek Jozua : Horam, de koning van Gezer, kwam Lachis te hulp, maar Jozua versloeg hem. Hij doodde
hem en zijn soldaten tot er niemand meer over was (Joz 10:33).
De
stad Gezer werd echter niet verwoest : De stam Efraïm heeft de inwoners van Gezer niet verdreven;
de Kanaänieten daar bleven in hun midden wonen. (Richteren 1:29)
Ook
David heeft een oorlogje uitgevochten in de buurt van Gezer : Enige tijd later was er een veldslag tegen de Filistijnen, bij Gezer. Maar Sibbechai
uit Chusa doodde de Refaïet Sippai, en daarop gaven de Filistijnen zich
gewonnen. (1Kron 20:4)
Toen
Salomo aan de macht kwam werd Gezer ingenomen door de Egyptenaren: De farao, de koning
van Egypte, was indertijd tegen Gezer opgetrokken, had de stad ingenomen en in
de as gelegd
en alle Kanaänieten die er woonden gedood, en toen zijn dochter met Salomo
trouwde, had hij haar deze stad als bruidsschat meegegeven. (1Kon 9:16) waarna
Salomo de stad terug opbouwde (1Kon 9:17)
Later,
tijdens de regering van Rehobeam die de wet van de Heer naast zich neerlegde
(2Kron 12:1) trok koning Sisak van Egypte ten strijde tegen Israël en Hij veroverde de versterkte steden van Juda en trok op tot aan Jeruzalem. (2Kron
12:4)
Maar het is niet aan de verschillende oorlogstaferelen die er zich hebben afgespeeld dat Gezer zijn bekendheid te danken heeft. In 1908 werd er immers bij opgravingen een kalkstenen tablet gevonden met een Hebreeuwse inscriptie. Deze tablet werd gedateerd uit de 10de eeuw v.Chr., aan het begin van de periode van de Koningen, en was lange tijd de oudste Hebreeuwse inscriptie die de archeologie had ontdekt.
Het tablet wordt de Gezer Kalender genoemd omdat het 12 maanden van landbouwactiviteiten gedurende het jaar beschrijft. De tekst bestaat uit 7 regels die van links naar rechts worden gelezen, gevolgd door een naam onderaan het tablet :
Twee maanden van de oogst
Twee maanden van het zaaien
Twee maanden van de late groei
Een maand van het snijden van vlas
Een maand van gerst
Een maand van oogsten en meten
Twee maanden van het snoeien (van het veld)
Een maand van de fruitoogst
Abiyah
Gemaakt van zachte kalksteen, kon de Gezer-tablet herhaaldelijk worden gebruikt, waardoor het ideaal is voor een jongere die leert schrijven, of misschien een schrijver in opleiding. Hoe dit document specifiek is gebruikt, is echter een onderwerp van discussie geweest. Een theorie is dat het brede, bijna slordige script suggereert dat het is geschreven door een jonge persoon die zijn of haar Hebreeuws oefent. Sommigen speculeren dat het een oud Israëlitische kinderliedje is, een deuntje om jonge kinderen te helpen het oogstschema te leren. Anderen suggereren dat het een officieel document was dat mogelijk werd gebruikt om te helpen met belastingen die door boeren werden betaald.
Ongeacht de
vraag of het een officiële inscriptie dan wel een oefentablet is, laat het
Gezer-tablet zien dat de oude Israëlieten tijdens de vroege periode van de
monarchie een 12-maandelijkse kalender gebruikten, en dat de economie van het
koninkrijk was gebaseerd op landbouw.
Men was grotendeels afhankelijk van wat de landbouw opbracht. Als de oogst tegenviel, leverde dit voor de hele samenleving grote problemen op : De aarde is ontzet over haar eigen opbrengst, want het heeft niet geregend op het land. De boeren staan verslagen, ze houden hun gezicht bedekt. (Jeremia 14:4).
Dat landbouw zo belangrijk was voor de samenleving is ook te zien aan het feit dat de belangrijkste feesten in oorsprong oogstfeesten waren. Deze feesten waren bedoeld om God te danken voor een goede oogst : Vanaf die dag na de sabbat, vanaf de dag dat de schoof omhooggeheven is, moeten zeven volle weken worden afgeteld, 16tot de dag na de zevende sabbat. Vijftig dagen moeten jullie aftellen, en dan moeten jullie de HEER een graanoffer aanbieden uit de nieuwe tarweoogst. (Leviticus 23:15-16)
Een goede boer zorgt voor zijn land, zijn gewassen of zijn dieren. God zelf geeft vaak het goede voorbeeld: U hebt een wijnstok uitgegraven in Egypte, en volken verdreven om hem te planten. U gaf hem een ruime plek, hij schoot wortel en vulde het land. (Psalmen 80: 9-10). Maar ook de minderbedeelden mochten niet vergeten worden: Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen. En wanneer je bij de wijnoogst druiven plukt, loop dan niet alles nog eens na en raap niet bijeen wat op de grond is gevallen, maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen. (Leviticus 19:9-10)
Het ploegen en zaaien vond plaats van november, wanneer de zomerdroogtes achter de rug waren, tot januari. De ploeg was meestal een eenvoudige houten staak met een hand vat en een punt van brons of ijzer. Het zaad – tarwe, gerst en vlas – werd met de hand uitgestrooid. In januari tot en met mei vielen de winterregens en werden gierst, bonen, linzen, meloenen en komkommers gezaaid of geplant.
Maart en april waren de maanden van de late regens, die het graan deed groeien tot het geoogst kon worden. Het vlas werd in maart en april geoogst. Met een schoffel werd het vlas vlak boven de grond afgesneden, waarna de stengels werden gedroogd zodat er strengen en linnen stof van gemaakt kon worden.
In april, mei en juni werden de gerst en de tarwe geoogst. De halmen werden gemaaid met een sikkel, en de bundels werden samengebonden tot schoven. Deze werden op een ezel of kar geladen en naar de dorsvloer gebracht. Deze lijkt gemeenschappelijk bezit te zijn geweest en was daardoor het centrum van het dorpsleven in deze periode. Gewoonlijk was het een rots- of kleiachtig stuk grond op een winderige plaats buiten het dorp. Een ring van stenen werd eromheen gelegd en de schoven werden ongeveer een voet hoog over de vloer uitgespreid.
Het dorsen werd gedaan door met een stik op de aren te slaan, door er dieren omheen te voeren of door middel van een dorsslede. Dit laatste was een eenvoudige plaat waaraan stukjes steen of ijzer waren vastgemaakt. De aren werden gehakt en het graan kwam los. Vervolgens begon de boer met het wannen waarmee hij de aren in de lucht smeet met een houten vork. Het stro werd weggeblazen(om in de winter te dienen als voer voor de dieren) maar het zwaardere graan viel terug op de grond. Daarna werd het vaak nog gezift en tenslotte opgeslagen in grote aarden kruiken om bewaard te worden.
In juni, juli en augustus werden de wijnstokken gesnoeid en netjes gemaakt. De jonge wijnstokken werden in rijen geplant, en de takken werden ondersteund om ze omhoog te laten groeien. In de tijd van de Bijbel werd een wijngaard meestal omsloten door een muur om wilde dieren erbuiten te houden. Vogels konden vanaf een wachttoren verjaagd worden.
Augustus en september waren de maanden waarin het fruit werd geoogst: vijgen, sycomoren, granaatappels en druiven. De manden met druiven werden naar kleine kuipen gebracht waarvan de bodem schuin afliep naar een kruik. De druiven werden platgetrapt om het sap eruit te drukken. Ook werden soms de manden op elkaar gestapeld met een grote steen erbovenop. Het sap van de druiven stroomde dan in de put eronder van waaruit grote aarden kruiken met het sap gevuld werden.
Van september tot oktober of november tenslotte werden de olijven geplukt en geperst om er olie van te maken. In manden werden de olijven naar grote kuipen gebracht waar ze in vroegere tijden uitgedrukt werden door ze plat te stampen of plat te slaan met een stamper. In latere tijden werd een olijfpers met een molensteen ontwikkeld.
In deze met een molensteen uitgeruste olijfpers werden de olijven op een gegroefde ronde steen gelegd die door middel van een houten as aan een kleinere steen vastgemaakt was. Een tweede houten stok maakte het mogelijk om de molensteen rond te draaien waardoor het vruchtvlees uit de olijven werd gedrukt. Dit vruchtvlees werd vervolgens onder zware gewichten geperst om de olie te verkrijgen.