MUGGENZIFTEN
Als je van iemand zegt dat hij een 'muggenzifter' is, betekent zulks dat hij pietluttig vit op kleinigheden. 'Muggenzifterij' is 'haarkloverij; 'vitterij'.
Het ziften van muggen komt enkel bij Matteüs voor tussen de heftige "Wee jullie"-uitvallen van Jezus tegen de schriftgeleerden en farizeeën: Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten. Blinde leiders zijn jullie, die uit hun drank de muggen ziften, maar een kameel wegslikken. (Mat. 23:23-24)
Jezus gebruikt hier waarschijnlijk een reeds bestaand spreekwoord. Het heeft zijn oorsprong in het voorschrift van de rabbijnen om iedere drank te zeven. Dat was een middel om niet bezoedeld te raken: om niet per ongeluk een onrein diertje in te slikken. Bovendien gold de mug als onrein.
Dat kan men afleiden uit het voorschrift in Leviticus: Ook gevleugelde insecten gelden voor jullie als oneetbaar. Van deze dieren mag je alleen die eten die ook een stel springpoten hebben. Dat zijn de verschillende soorten veldsprinkhanen, sabelsprinkhanen, krekels en dwergsprinkhanen. Die mag je wel eten. Alle andere gevleugelde insecten gelden voor jullie als oneetbaar. (Lev. 11:20-23)
De mug is een beeld van het kleinste onreine dier, de kameel het grootste.
Hij behoort zelf ook tot de onreine dieren: Zeg tegen de Israëlieten: "Dit zijn de dieren die jullie mogen eten: van alles wat op het land leeft, mogen jullie de dieren eten die gespleten hoeven hebben - dus hoeven die helemaal gedeeld zijn - en bovendien hun voedsel herkauwen. Die mag je eten. Maar dieren die alleen herkauwen of alleen gespleten hoeven hebben, mag je niet eten. Kamelen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom als onrein." (Lev 11:2-4)
Maar, zegt Jezus met een helder beeld, jullie eten wél kamelen.
Het kleinste kreeg bij de vroomste
schriftgeleerden en farizeeën overdreven veel aandacht, terwijl ze het grootste
veronachtzaamden. Het verwijt moet hier uiteraard figuurlijk verstaan worden.
Jezus verwijt de farizeeën dat zij zonder bezwaar opvattingen en gedragingen
'slikken' waarvoor een ernstig mens moet terugschrikken; zij veronachtzamen
recht, barmhartigheid en trouw. Daartegenover zijn zij in cultische
aangelegenheden angstvallig gewetensvol. Die ergerlijke tegenstelling in hun
gedrag verdient Jezus' striemende afkeuring.